59. Nusfjord
Blijf op de hoogte en volg Gerard en Manuela
27 Augustus 2014 | Noorwegen, Svolvaer (Lofoten)
Het nieuwe gedeelte van het dorpje bestond uit leuke rode visserhuisjes op palen boven de fjord, die met elkaar verbonden waren door steigers. Deze huisjes worden grotendeels verhuurd en waren nu dan ook licht uitgestorven. De vrolijke multi-inzetbare vrouw adviseerde ons om naar de haven te lopen, dat was niet te steil voor ons. De haven en de gebouwen er omheen waren nog helemaal origineel met de diverse vissershuisjes, een kabeljauwlevertraanfabriek, een smederij en een visschoonmaakplek. De huisjes waren rood geverfd en de zakelijke gebouwen geel. Er lagen weinig bootjes in het haventje en aan de vele droogrekken hing helaas wéér geen ene kabeljauw. De vangst is tussen januari en maart en dan worden ze tot juni te drogen gehangen. Die dingen kunnen trouwens 2 meter lang worden en dat is niet zeldzaam! Mensenlief, ik vond een halve meter al groot. Ergens aan de leuning van een steiger hingen een heleboel grote, uitgedroogde vissenkoppen. Hier hangen zeker de trofeeën van het seizoen. Je mag blij zijn, dat de foto’s geurloos zijn, want hier ging je echt over je nek van de stank. Niet alleen van de stank trouwens, maar ik vond het ook een naar gezicht. Volgens mij moet je tussen maart en juni echt niet op de Lofoten komen, want je gaat dan overal over je nek van die vieze vislucht. Het hele eiland is vergeven van de rekken om de kabeljauwen aan te drogen.
Ergens op de eerste verdieping van een groot geel gebouw bleek een winkel open te zijn. De winkel was nog volledig in de stijl van honderd jaar geleden gelaten, inclusief houten kastjes met honderd laatjes, een zeer antieke, zilverkleurige kassa en de nodige nostalgische reclamebordjes. Het was enig om te zien! Een museum op zich. Op een gegeven moment vroegen we aan de medewerkster of die grote kop van een kabeljauw was. Ze had geen idee. Ze zei, dat ze hier voor het eerste seizoen werkte en totaal geen verstand van vis had. Ze sprak trouwens ook bijna geen Noors en slechts een handje vol Engels. “Waar kom je dan vandaan”, vroegen we. “I’m from Poland.” Ah, dowiedjenja dan maar. Ze sloeg steil achterover, toen we haar ‘tot ziens’ in het Pools wensten. Toch geinig, dat we er nog een paar woorden van wisten.
We raakten buiten in gesprek met twee leuke landgenoten. We stonden voor hun camper. De hond vond het blijkbaar te lang duren, want ineens sprong hij op de bestuurdersstoel en per ongeluk met zijn poot op de toeter. We lagen dubbel, want het was een heel komisch gezicht. De man vroeg of we ons al op een een of andere vage Noorse site hadden aangemeld. “Nee, hoezo?” Het blijkt dat er in Noorwegen veel tolwegen zijn, toltunnels en nieuwe bruggen waar betaald voor moet worden, maar wat niet overal aangegeven wordt. Er is geen geld voor een waarschuwingsbordje, maar wel voor stervensdure incassobureaus en camera’s, want je wordt overal geflitst en als je je niet aangemeld hebt, wordt het bedrag twee keer zo hoog!!! Wel gloeiende, waarom staat dat niet in de reisgidsen?
Tegen 17.00 uur verlieten we het pittoreske dorpje en ging het richting de allermooiste plek van de Lofoten. Maar zover is het nog niet, want wij willen het liefst alle weggetjes rijden, maakt niet uit of ze beschreven zijn of niet. Het landschap was weer mooi, we hadden mazzel dat het net weer eb was en verder natuurlijk veel bergen, toppen in de mist, fjorden, al dan niet bezaaid met eilandjes, hier en daar leuke rode huisjes en natuurlijk weer van die ellendig steile bruggen. Ik ben gisteren toch wel geschrokken, toen onze camper een helling niet bleek te trekken en we snel achteruit gingen. Dat moet je op zo’n brug niet meemaken. Er waren twee steile bruggen achter elkaar. Ik heb eerst de achteropkomende auto’s voor laten gaan en ben toen rustig zelf gaan rijden. Het ging prima. Wel een gaaf uitzicht als je helemaal bovenop ben, maar ja, om dan te stoppen voor een fotootje is ook weer zo wat.
In het gehucht Flakstad – wat overigens meer letters dan huizen heeft – stond nog een oud, houten kerkje. Ook deze was weer in gezellig rood geschilderd, maar ook deze was helaas weer gesloten. Noorwegen leeft blijkbaar alleen in juli. Na het bliksembezoek hebben we in Ramberg, de hoofdstad van dit eiland, een strandstop gemaakt. Ik had de camper zodanig neergezet dat Gerard vanuit de auto foto’s kon maken van het tropisch aandoende parelwitte strand en het mooie lichtazuurblauwe water. Alleen de palmbomen en een licht prettige temperatuur ontbraken. De zon kwam niet door de wolken heen vandaag en de temperatuur was maar 9 graden. Boven nul, dat nog wel. Maar, ik heb wel 15 minuten met twee gewone schoenen over het strand gelopen. Yes! Ik heb twee jaar moeten oefenen, maar het is ondanks de prognose van alle dokters toch maar mooi gelukt!
Alhoewel… Ik kreeg wel vrij snel pijn daarna, dus we zijn bijtijds gestopt in een gehucht, wat niet eens op de kaart staat. Er zijn wat houten huisjes lukraak over het gebied verspreid langs een niet al te brede fjord met vele mini-eilandjes of grote stenen en er was een kleine parkeerplaats, waar wij precies op pasten. Mooi mazzel. En over die houten huisjes gesproken. Er zijn er best veel waarvan het dak met gras begroeid is. Het staat hartstikke leuk. Misschien moeten we een draadconstructie om en over de camper heen maken en er dan van alles langs en over laten groeien, dan vallen we echt nooit meer op als we ergens wild staan. Ik zie het al helemaal voor me! We vallen niet meer op, het isoleert vast beter, misschien kunnen we op het dak wat courgettes en kroppen sla kweken en we hoeven hem dan niet meer te spuiten! Kortom; het heeft alleen maar voordelen. Ik ga het eens met mijn hinkelvriendje overleggen. Ben benieuwd wat hij er van vindt!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley