77. Amasya
Door: Manuela
Blijf op de hoogte en volg Gerard en Manuela
10 September 2008 | Turkije, Amasya
In tegenstelling tot Gerard die weer helemaal topfit was, was ik nog zwaar gammel. Toen ik uit het raam keek, kreeg ik het gevoel dat tante Nel bij de grote steen zat. Ze zat op haar hurken en met de armen om zich heengeslagen. Ik werd helemaal verdrietig van dit gevoelsbeeld. Ik nodigde haar uit om in de camper te komen. Ze kwam op het hoekje van het bed zitten. We hebben een poosje gepraat en later gaf ik haar een knuffel. Ook heb ik weer bachbloesems gegeven. Ik hoop echt dat het helpt, maar nog veel meer dat ze elke dag blijer en gelukkiger zal worden. Ook hoop ik dat ze ons begrijpt en niet boos is.
Op een gegeven moment hoorden we “monsieur” roepen. Gerard stapte naar buiten en zag twee mannen staan. Ze kwamen op hem af en gaven hem niet alleen een hand maar ook een hele emmer vol fruit! We staan misschien wel op hun grondgebied, maar in plaats van er boos vanaf gebonjourd te worden, komen ze ons iets aanbieden. Wauw, wat aardig!
Daarna heb ik voor kapper gespeeld. Gerard had zijn haar maandag in Çorum laten knippen. En hoewel het daar met enorm veel toewijding gedaan werd, zat het van boven toch een beetje gek. Eén pluk was toch echt te lang. Mijn eerste kappersoptreden bij een ander viel niet tegen. Z’n haar zit nu echt beter en het ziet er nergens schots en scheef uit. Mooi, dat kunnen we ook weer zelf.
Om 13.30 uur besloten we naar het stadje Amasya te gaan. Maar we waren het zandpad nog niet uit, of ik zat al weer helemaal stuk om tante Nel. Tjonge, ik huil wat af de laatste dagen. Niet te weinig. Ik voel me er ook zo beroerd bij. Dat arme, kwetsbare tantetje ook. Nooit zal ik haar meer zien en als ik daar aan denk, moet ik wéér huilen. Voor mijn gevoel laten we haar hier toch een beetje achter.
De camper kwijtraken in Amasya ging makkelijk. Daarna begon de verkenning van de stad. Eerst zagen we een klokkentorentje bij een brug en daarna liepen we door een heel leuk straatje vol Ottomaanse huizen, die nu voornamelijk in gebruik zijn als hotel of pension. Erachter lagen hoog in de rotsen de uitgehouwen graven van de Pontische koningen (2.000 jaar oud). Nóg hoger zagen we een stukje van de burcht. Zowel de burcht als de graven hebben we alleen van afstand bekeken; ik was nog veel te moe. Gerard had er trouwens ook helemaal geen zin in. Het zal wel hetzelfde zijn als in Cappadocië: daar zag je binnen ook niets.
De Sultan Beyazit II Camii was best mooi, maar zeker niet schokkend. De houten preekstoel waar ze het in onze reisgids over hadden, was er niet en wat ze met vogelnesten onder de koepel bedoelden? Wij konden er in ieder geval niets van ontdekken. Wij hadden het hier dan ook vrij snel gezien en besloten weer naar buiten te gaan. Tijdens het aantrekken van onze schoenen, wat we in een stad om de haverklap moeten doen, kwamen we in gesprek met twee jonge Turken, die goed Engels spraken. Al gauw ging het over de politiek, PKK, de Islam en Amerika. Oei, wat had die ene jongen daar een hekel aan. Zijn ogen spogen zowat vuur.
Na dit diepgaande gesprek liepen we naar het stedelijk museum, wat best ernstig voor ons is. Je ziet wel, dat we nog niet echt in vorm zijn. In dit museum zagen we gebruiksvoorwerpen van duizenden jaren oud. Als eerste zagen we sarcofagen van klei in een vreemd model, later een soort boodschappentassarcofaag en daarna vooral aardewerk, beeldjes, heel oud geld, een metalen beeld van de weergod Tesjup van de Hettieten, oude boeken, vlaggen, wapens, mooie deuren, nog meer sarcofagen en een aantal poppen, die oude ambachten tot leven moesten brengen. We zagen er een touwslagerij, zadelmakerij, weverij en een samovarmakerij (Turkse dubbele theepotten). Er waren trouwens ook nog glazen voorwerpen van al 2.000 jaar oud te zien en wat Ottomaanse kleding. Verder nog sieraden, een icoon en een beeld van Maria en nog wat restanten van andere beelden. Daarna was het buitengedeelte aan de beurt. Behalve heel veel grafstenen en een paar tombes kon je hier ook een grote tombe in, waar zes mummies gewoon open en bloot op tafels lagen. Gadver. Dit trok ik echt niet. Ik moet toch al de hele dag aan tante Nel denken. Het lijkt wel alsof ze in mijn aura zit en dat vind ik eigenlijk helemaal niet fijn. Maar zodra ik dat denk, voel ik me meteen weer schuldig. “Mag ze dan nergens meer zijn?” Het houdt me behoorlijk bezig.
Gerard had me van te voren al gewaarschuwd dat het buitengedeelte van het museum niets voor mij zou zijn, maar ik wou het toch proberen. Heel dapper heb ik twee mummies bekeken en dreigde toen overstuur te raken. Nee jongens, dit is niet echt mijn ding en zeker niet net na een begrafenis. Ik wacht wel bij de uitgang. Gerard heeft de mummies wel allemaal gezien. Er lagen ook nog twee kindjes in. Die ene had alleen nog een arm, de rest lag er los om heen. Brrrrr. Hoe kunnen mensen hier toch naar kijken?
Nee, dan ga ik nog liever Arabische Bijbelteksten in de Koranschool bestuderen. Het was nog een heel gepuzzel waar die school lag, maar na veel vragen hebben we hem toch gevonden. Eerlijk gezegd vonden we hem nogal tegenvallen. Oké, van buiten was het best aardig om te zien. Maar schokkend? Nee, niet echt. De binnenkant was helemaal niet om over naar huis te schrijven. Het was gewoon drie keer niets. Qua inrichting was het net een gymzaalmoskee. En de blauwe tegels waar deze Koranschool zo beroemd om zou moeten zijn, stelden ook al niets voor. Ja, ze waren blauw, maar dat was het dan ook wel. Dan was de grote graftombe naast het gebouw zeker net zo interessant.
Weer terug naar het centrum (ik was doodmoe en had buikpijn) deden we vast de boodschappen voor vanavond. Tussen de bedrijven door kwamen we ook nog even in een hele kleine overdekte markt uit. De rest van de te bezichtigen moskeeën en bezienswaardigheden hebben we laten liggen. Ik kon niet meer. Mijn energiepeil is weer diep in de rode cijfers gezakt. Maar dat is ook niet verwonderlijk na al die meer dan heftige dagen. Het was sowieso al heel wat, dat we toch weer verder gingen met onze reis. Al met al was Amasya best een aardig stadje.
Omdat we op dat zandweggetje prima geslapen hadden, besloten we hier weer heen te gaan. We stonden nog maar net of we kregen alweer bezoek. Dit keer kregen we druiven en een paar vijgen. Als we meer wilden, mochten we gewoon gaan plukken. Je zou denken, dat dit heel aardig was. Dat dachten wij aanvankelijk ook. Het bleek echter niet eens hun boomgaard te zijn, want de eigenaars kwamen we zojuist op het pad al tegen…
Onder het heerlijke eten - wat zorgt Gerard toch altijd geweldig voor me - hebben we heel wat foto’s bekeken, want we liepen een paar dagen achter. Ineens hoorde ik buiten voetstappen vlakbij en iemand twee keer hoesten. “Hè bah, wat is dit? Het is hier stikkedonker en het boomgaardvolk is al lang vertrokken?“ Maar toen Gerard met de zaklamp naar buiten ging, was er niets of niemand te zien. ”Zou het tante weer zijn? Of draaien wij een beetje door?”
De rest van de avond werd gevuld met dagboek schrijven en een stukje film kijken. Ook heb ik weer een bachbloesem voor tante Nel en mezelf gemaakt. Voor haar druppel ik het op de hartjessteen. Ik heb heel erg het gevoel dat ze het nodig heeft en ik wil haar graag helpen. Liefde en de kracht van intentie is toch het enige wat telt.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley